Een onverwachte uitnodiging - Reisverslag uit , van Jeltje Doeven - WaarBenJij.nu Een onverwachte uitnodiging - Reisverslag uit , van Jeltje Doeven - WaarBenJij.nu

Een onverwachte uitnodiging

Door: Jeltje

Blijf op de hoogte en volg Jeltje

12 Juni 2010 | ,

6.50 uur. Met het mascaraborsteltje in één hand open ik met de ander mijn maniakaal piepende telefoon. Geen weldenkende barang zou op dit tijdsstip bellen, dus zonder te kijken roep ik ‘Good morning, Chak, how are you?’ Geen gesprek zonder plichtplegingen, ongeacht het tijdstip.
‘We can go today, I’ll come by your house in half an hour’ is de boodschap. In het half uur dat me rest, graaf ik sokken op voor in mijn afgetrapte Diesel gympen, zoek ik mijn rechter motorhandschoen, wurm ik me in mijn spijkerjas en slurp ik mijn rijstnoedelsoep naar binnen met de onvermijdelijke ijskoffie. Om 7.25 uur zijn de benzinetanks vol en geven Chak zowel als ik vol gas. De zon schijnt, de weg droogt op na de nachtelijke buien. We zijn op weg, naar Srei-y.

Srei-y. De naam was bijna mythisch geworden. Een commune met honderd gezinnen en met als voornaamste plaats Srei-y dorp. Weggestopt tussen de heuvels (bergen, voor wie wil) in de jungle, te bereiken via een uitgesleten motorspoor, dat soms helemaal verdwenen is.
Tijdens een van de eerste gesprekken met mijn zogeheten line-manager, het hoofd van het basisonderwijs in de provincie, Mrs. Pown, kwam de naam van dit plaatsje al naar voren. Zij wil graag dat wij, als VSO, deze school begeleiden. ‘Niet te bereiken’ werd er meteen van alle kanten gezegd. ‘Niet doen, onmogelijk.’ En daarmee leek de zaak afgedaan. Tot nu. Bijna was ik het bestaan van het hele dorp vergeten, tot, om onduidelijke redenen, de naam Srei-y steeds meer door mijn hoofd ging spelen. De keukentafel psycholoog kan vast wat met het woord ‘onmogelijk’. Hoe dan ook, herhaaldelijk aandringen bij vertaler Chak en verschillende pogingen die toch weer afgeblazen werden later, was eindelijk het moment aangebroken. Ervaren motorchauffeurs vinden de weg vandaag naar omstandigheden goed; het heeft vannacht niet heel veel geregend en vooral vroeg in de avond. We gaan!

Ons laatste herkenningspunt is het dorp Pu Trom, waar Elephant-Jack zijn olifanten heiligdom heeft. De weg hiernaartoe is in de laatste maanden onder handen genomen en uitmuntend. Waarom je een vijftien meter brede weg nodig hebt naar een gehucht in de jungle is de grote vraag, maar laten we dat laten voor wat het is en genieten van een vliegende start. Het houdt snel genoeg op. Een halve kilometer na Pu Trom is een aarden wal opgeworpen en na enige twijfel, sturen we hier zo goed en kwaad als het gaat omheen en komen op het spoor dat we blijven volgen. Afgezien van modderstromen die het pad hebben uitgesleten tot hier en daar twee meter diepte, wat bestwel verontrustend is rijdend op de glibberige, smalle rand onder iets te schuine hoek, is het nog best te doen, zo gaan mijn gedachten.
De uitdagingen laten niet lang op zich wachten en komen wanneer het pad zich langs de bergwand omlaag slingert, een klif aan de zijkant van het pad zichtbaar makend. De rode modder verandert in een vulkanisch aandoend zwart gesteente. Boomwortels steken kniehoog tussen de stenen uit waar de modder is weggespoeld. Van rijden is nog nauwelijks sprake. Peddelend hobbelen we tussen de stenen en boomwortels, de grootste ontwijkend, zigzaggend en remmend naar beneden, in de eerste versnelling gaspompend naar boven. In de dalen tussen de heuvels heeft de modder zich verzameld in poelen die meters hoog opspatten als we er gasgevend door heen slippen. Twee keer zitten we (toegegeven, zit ik) vast en loop ik een stukje, terwijl Chak de motor meekrijgt. Het is één ding een stromende rivier te doorwaden en niet uit te glijden, het is iets anders dit al motorrijdend te doen. De tweede rivier lukt dit trouwens uitstekend, hà, zie hier meteen de vragen over mijn motorrijvaardigheden beantwoordt.

Na anderhalf uur zetten we de motoren even uit, stomend onder het modderbad. Terwijl we stilstaan, laat ik de schoonheid van de wilde jungle op me inwerken. De vochtige hitte heeft me doen zweten tot mijn haar nat is onder mijn helm. ‘Je hebt zeker ook geen water meegenomen?’ vraagt Chak. Nee. ‘Eten?’ …
Ondanks het gebrek aan water, moet ik toch even gebruik maken van het jungle toilet, waar ik voor gestraft wordt door bloeddorstige muggen die het niet kan schelen van waar het bloed getapt wordt.
Gelukkig heb ik al mijn concentratie nodig voor de reis, anders had ik wel eens flink sacherijnig kunnen worden van het kriebelige vervolg van de tocht.

Na twee uur op de motor komen we langs een winkeltje. Een winkeltje, midden in de jungle waar een dame langzaam uit haar hangmat kruipt om ons van water en energiedrank te voorzien. Een zoeter en giftiger variant van Red Bull die op dit moment een effect geeft als een drupje van het toverdrankje van de druide op Asterix.
Vanaf het winkeltje komen we hier en daar een traditioneel Pnong huis tegen. De Pnong zijn een inheems volk dat voornamelijk in de dorpjes in de provincies Mondulkiri en Ratanakiri woont. De voornaamste bron van inkomen is rijstbouw, gemengde groentebouw en veeteelt. De houten of rieten huisjes met idem daken op palen in de gifgroene rijstvelden geven een lieflijke aanblik tussen de ruige rotsen en bossen.

Na nog een half uur volgen de huizen zich dichter op elkaar. Toch nog plotseling zien we aan de linkerkant van het pad de school. Een weitje met in het midden een windwijzer en een lege vlaggenstok. Daarachter staat een houten gebouwtje met twee ruimten waarvan de linker slechts drie muren heeft. De rechter is op slot. De school is verlaten.

Honderd meter verder komen we op het dorpsplein dat om wederom onduidelijke reden is omgeploegd tot modderveld. Op een houten verandaatje voor een winkeltje zit een stel mannen aan de rijstwijn. Een van hen roept naar ons en wenkt ons te komen. Het is de schooldirecteur tevens eigenaar van het winkeltje en een jeugdvriend van Chak. Hopelijk beleefd sla ik de rijstwijn af, maar ondanks dat zijn we direct uitgenodigd te blijven voor de nacht, want morgenochtend gaat de school weer open en dan kunnen we de enige andere leraar en de studenten ontmoeten, bovendien gaat het regenen. Aldus de school directeur.
De vanzelfsprekende gastvrijheid maakt het hartverwarmende cliché helemaal waar. Bovendien, we zijn er tenslotte om de school te bezoeken, bij voorkeur wanneer deze open is. Allerminst zie ik uit naar een directe terugtocht in de regen, veelal bergop over natgeregende stenen en door diepere modder, als de moeheid van de heenweg me ineens lijkt te overvallen.
Maar hoe lang moet je in een ontwikkelingsland zijn om niet eerst praktische bezwaren op te werpen tegen onvoorziene omstandigheden? Daar ben ik dan, in een dorp nauwelijks in contact met de buitenwereld, bedekt in een laag modder en met haren en kleren doordrenkt van zweet, zonder contactlensvloeistof, zaklamp, tandenborstel en schone onderbroek of zelfs maar wc-papier en waar ik aan denk is het onpraktische van dit alles en de afspraak die ik had met Brigitte in Sen Monorom om ’s avonds wat te gaan drinken in de Greenhouse en dat ik mijn studieschema moet aanpassen.
Natuurlijk blijven we.

De twintig jarige vrouw van de school directeur begint direct met koken. We krijgen ondertussen foto’s te zien van de bruiloft van onze gastheer en gastvrouw, zes jaar geleden. Een piepjonge Chak in de nodige verschillende outfits als getuige van de bruidegom zorgt voor enige hilariteit bij de twee vrienden. Twee van de foto’s worden uit het boek gehaald om mee te nemen naar huis.
Zittend op een houten vlonder onder het afdak van het huis genieten we de maaltijd. Na een paar minuten onzeker en tevergeefs wachten op vrouwlief val ik, net als de twee heren, aan op de rijst met varkensvlees voorzien van een onuitputtelijke voorraad Anchor bier. Zo eten en drinken we, terwijl de voorspelde regen de zinken dakplaten doet galmen.

Of het zijn kans is nu wij er zijn of het bier dat hem loslippig maakt, de school directeur vertelt. Over het dorp, zijn zoontje Both, maar ook over de school. Over de kinderen die afhaken door te trouwen (oftewel, uitgehuwelijkt worden), vele al voor hun zestiende. Over de merkwaardige schooltijden (van 7 tot 9 uur ’s ochtends voor de groepen 6,7 en 8 en ’s middags voor de groepen 3, 4 en 5, mits het niet regent) die aangepast zijn aan het werk dat de kinderen in de rijstvelden doen. Over de gewelddadige aanvallen die motortaxi chauffeurs regelmatig te verduren hebben. Over de Rode Khmer die hier tien jaar geleden het nog voor het zeggen had. Zo men zegt, want over dit onderwerp worden vragen ontweken en was de beste man zelf nog scholier in een ander deel van de provincie. Na een middag converseren in half Engels, half Khmer (Chaks vertalingen werden er met het stijgende aantal Anchors niet beter op) is in mijn hoofd een mist van vraagtekens ontstaan die niets te maken hebben met de geconsumeerde alcohol.
Duidelijk is dat de school directeur, ondanks zijn leeftijd (29), een gerespecteerd persoon is wiens Khmer-zijn hem status verleend in dit Pnong dorp op een manier die westerlingen misschien racistisch zouden noemen. Net zoals blank zijn mij een status bezorgt waar ik dan weliswaar niet om heb gevraagd, maar die aanwezig is.

Het is vijf uur als onze gastheer besluit dat het tijd is een kip te gaan halen voor het avondeten. Blijkbaar zijn de kippen die tussen de biggen, katten en honden door het dorp scharrelen niet goed, want Chak en hij pakken voor deze ‘mannentaak’ de motor. Op geleende slippers in maatje klein (mijn schoenen zijn doorweekt) maak ik een rondje door het dorp. De school is mijn eerste doel. Nu ik alleen door het dorp rondloop, terwijl de mensen terug komen van de boerderijen valt het op hoe ongewoon de verschijning van een buitenlander is. Gesprekken stokken waar ik langsloop, alleen het woord ‘barang, barang’ wordt nog gefluisterd. Tieners met baby’s (hun baby’s) groeperen, blijven staan en staren openlijk. Bijna bij de school aangekomen, staat er een klein meisje op het pad. Ze is een jaar of zeven en kijkt met grote open ogen mijn kant uit. Ze rent naar het hek toe dat het rijstveld van de weg scheidt en probeert er tussendoor te klimmen. Rappe handjes zoeken naar een opening, maar vinden er geen. Met de vuistjes omhoog trappelt ze op de grond terwijl haar gezicht vertrekt en een krijs zich uit haar keel perst.
Er is maar één mogelijke route en me onzichtbaar maken zal niet gaan. Ik neem zoveel mogelijk afstand van het arme, angstige ding, door rustig aan langs de rand van het pad te lopen en te doen of ik haar niet hebt opgemerkt. Ze klemt haar vingers om het hek en wordt nog hysterischer. Op mijn weg terug naar het huis hoor ik haar aan de andere kant van het veld. Ze heeft in ieder geval de toegang gevonden. Een kwartier later hoor ik haar nog.

Nu mijn kleren wat zijn opgedroogd, verlang ik naar een wasbeurt. De voorziening in het huis is een hurktoilet, een oud olievat met schoon water uit de put ernaast en een plankje met een stuk zeep. Een plastic deur staat los tegen de muur. Ik zet de deur zo goed en zo kwaad als het gaat in de opening. De gaten in de muur maken privacy toch al dubieus. Een geleende sarong dient als handdoek en hoewel dezelfde niet zo welriekende spijkerbroek en T-shirt weer aangaan, frist het koude water me toch op en met wat Lux zeep in mijn haar kan ik de schijn van schoon aardig ophouden.

Tegen de avond komen bereiken de motortaxi chauffeurs het dorp. Met volgeladen motoren en zelfs een enkele vrachtwagen die de route dwars door de rijstvelden kiest, voorzien ze het dorp van basisbehoeften zoals bier en noedels. De meesten zijn echter op doortocht naar Memong dat nog twintig kilometer verder ligt over een weg die zo mogelijk slechter te noemen is. Dit dorp heeft een berg en die berg heeft goud. Goud dat door Chinezen en Amerikanen wordt bevochten en dat betere bestemmingen heeft dan het vooruit helpen van het gebied. Zelfs door te bezuinigen op de aanleg van wegen. Het goud gaat per motor naar Sen Monorom, meestal ’s nachts. Ik vraag Chak hoe het toch kan dat Cambodja’s schatten vrijwel nooit naar de Cambodjanen zelf gaan. ‘Je denkt toch niet dat Cambodjanen weten hoe ze bij het goud moeten komen?’

De regen is gestopt en met de zonsondergang ontstaat een fluoricerend avondrood aan de westelijke hemel en een volledige regenboog aan de oostelijke. Het dorp komt onder de magie van het glanzende avondlicht.
Het avondeten bestaat wederom uit rijst en varkensvlees. De missie voor de kip wordt met de afwezigheid van kip nog wat onduidelijker, maar ik heb ondertussen geleerd dat vragen hierover een tegengesteld effect creëert. De jerrycans rijstwijn komen tevoorschijn en ditmaal is er geen ontkomen aan. Onder het ploffen van de generator worden de hangmatten tevoorschijn gehaald en vast gebonden onder het afdak, tussen de palen van het winkeltje. In het winkeltje is een rietenmat op de grond gelegd met een cyclaamroze muskietennet erboven. Mijn prinsessenkamer. Ik krijg zelfs een hartvormig kussentje met roze franjes dat zo ruikt dat ik mijn spijkerjasje eroverheen leg en blij ben met een opkomende verkoudheid. De deken verspreidt een niet veel betere geur, maar is lekker warm, wat bij een afkoelende nacht belangrijker is. Om kwart over negen gaat de generator langzamer ploffen en zwijgt, tegelijk met het overlijden van de knipperende TL-buis.
De hangmatten worden stil.

Om 5 uur kraaien de hanen. Als ik een uurtje later mijn slapende ledematen wakker heb kunnen schudden en met prikkende ogen naar buiten stap, zijn de meeste motorchauffeurs al weg en is het groepje dat vannacht met de vrachtwagen is aangekomen een ontbijtje aan het koken op een gasfles. De hangmatten worden opgerold, de planken uit de wanden verwijderd en niet lang daarna is het winkeltje weer in bedrijf. Chak heeft ondertussen zijn achterband voor mijn voorband geruild vanwege het modderprofiel dat ik onder mijn motor had laten zetten. Slim om dat niet te vragen, maar gewoon te doen.
Een lessenobservatie lijkt ineens heel onbelangrijk in deze context. Toch doen we waar we uiteindelijk voor gekomen zijn. Helaas komt de andere leraar pas ’s middags. (En dat wist u gisteren niet omdat …?) De dag ervoor was deze er echter niet vanwege de regen.
Na de observatie aanvaarden we de terugtocht. Van compensatie voor de gemaakte kosten wil de schooldirecteur niets weten. Wanneer hij in Sen Monorom is, zal hij onze gast zijn. We beloven terug te komen (in het droge seizoen) voor we weer op de motor stappen en Srei-y een voorlopig vaarwel toewuiven.
De hele nacht is het droog gebleven en dat heeft de route goed gedaan. Drie keer stappen we af om de motor de berg op te duwen en beiden gaan Chak en ik een keer om, maar het goede aan de modder is dat je langzaam gaat en zacht valt. Per ongeluk komen we zelfs op een kortere route, waarvan we later vernemen dat het heel makkelijk is om te verdwalen en in Memong uit te komen. Gelukkig gebeurt dat niet en komen we twee uur na het vertrek aan in Sen Monorom.

Terug in het bereik van telefoonnetwerken, shampoo, schone kleren en een tandenborstel. Dat doet mens toch goed. ’s Middags doe ik wat studie op kantoor en dan is het weekend. Een heel weekend dat goed is om dit schoolbezoek eens te gaan verwerken

  • 12 Juni 2010 - 12:21

    Christiaan:

    Hey Jeltje,

    Wat een gaaf verhaal! Jij maakt nog eens dingen mee zeg. Ga je als je ooit weer voet op Europese bodem zet op motorcross?
    Hoe gaat het met de studie? Is het wat je ervan verwacht had?

    Hier in het Haagse ben ik bezig met het afronden van het schooljaar. Je weet wat ik bedoel. Nog drie weken, dat hebben we alweer vakantie.

    Heb jij ook nog een soort van zomervakantie, of werkt het daar niet zo?

    Houd je haaks!

    groet Chris.

  • 12 Juni 2010 - 13:53

    Mark:

    Ongeloofelijk dit verhaal. Het lijkt w of ze bij VSO selecteren op schrijvers, want ook dit verhaal (net als je andere) is om van te genieten!

  • 12 Juni 2010 - 18:37

    Coby:

    Hoi Jeltje,

    het blijf toch elke keer weer heerlijk je verhalen te lezen. Wat ben je toch een held op die enge motor. Zo'n woonomgeving dwingt je wel je grenzen te verleggen. Even een advies van je contactlensspecialist: Ik lees hele enge dingen over je lenzen...kijk je alsjeblieft goed uit? Als mijn patiënten dat soort grappen uithalen krijgen ze van mij de wind van voren!
    Ik word met elk verhaal van je nieuwsgieriger naar je land, het plan Cambodja te komen bekijken en eens te zien hoe je daar woont groeit langzaam uit.

    Groetjes, Coby


  • 13 Juni 2010 - 10:31

    Ilja:

    Holy Shit!
    Wat een verhaal!
    Mooi man, die mensen, die modder die kippen, dit verhaal!
    Heel beeldend. Ik was er bijna bij!
    Liefs en tot volgende week alweer!!!!

  • 13 Juni 2010 - 12:33

    Nienke:

    Lieve Jel,

    Die weg naar Sreiy ziet er heftig uit en dat blijkt ook wel uit je verhaal.... Wat een belevenis!!
    Ben blij dat alles goed is afgelopen :)

    Dikke kus, Nien

  • 13 Juni 2010 - 17:42

    Nanda:

    Phoe, wat een avontuur! Gelukkig heb je een heel regenseizoen om op adem te komen ;)

  • 13 Juni 2010 - 18:52

    Sarah:

    Hey Jeltje,

    Wat bizar om te beseffen in wat voor wereld jij nu leeft en wat je allemaal meemaakt, bijna onwerkelijk... het is erg leuk om je levendige verhalen te lezen!

    Groetjes uit Zoetermeer,

    Sarah

  • 13 Juni 2010 - 21:21

    Michelle:

    Hey Jeltje,
    Prachtig verhaal weer!
    En heel stoer dat je dat allemaal op de motor hebt gedaan, dat doe ik je niet na, haha.
    Liefs Michelle

  • 17 Juni 2010 - 18:57

    Jenny Van P.:

    Even een werkbezoek
    wanneer ga je daar weer naar toe?

  • 30 Juni 2010 - 19:52

    Henk Moraal:

    Hallo Jeltje
    Even een bericht uit Waalre. Je moet de groeten hebben van Loeki
    Die is hier fijn aan het logeren. Evenals jij is Loeki elke dag in het bos
    Niet zo'n spannend oerwoud als bij jou maar toch echt een vakantie bos voor de hond
    Je ouders zijn fietsen in Schotland en vonden het een goed idee om de hond ook op vakantie te sturen.
    Met je poes gaat het trouwens ook goed want die hebben we zondag nog gezien toen we Loek kwamen ophalen.
    We kwamen van Schiphol, daar vertrok Arianne met man en 2 kinders ( 1 en 3 jaar) die gaan 8 maanden kamperen in Australie. Wat moeten die kinderen toch allemaal zo ver weg??

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: ,

Kiwi's en Ozzies

Recente Reisverslagen:

30 Juli 2012

Einde (voor nu)

14 Juli 2012

In Memorium: Puck

12 Mei 2012

Nieuw Zeelands voor Beginners

07 Mei 2012

Waar ik nu ben

24 Februari 2012

Bericht uit Kampong Cham
Jeltje

Met ingang van het schooljaar 2009/2010 heb ik mijn baan voor de klas opgegeven voor een baan in het ontwikkelingswerk voor ruim 2 jaar. Ik blijf mijn roots trouw in het onderwijs, mijn taak wordt 'Effective teaching and learning advisor' in Cambodja. Het doel is leraren en leraren-coaches te adviseren en vertrouwd te maken met inclusief basisonderwijs, oftewel onderwijs dat voor iedereen toegankelijk is. Een mooie uitdaging dus, maar gelukkig sta ik hier niet alleen in. We werken in een team in de provincie Mondulkiri, tegen de grens met Viëtnam. Hoewel de plek waar ik kom te wonen de provinciehoofdstad 'Sen Monorom' is, is Mondulkiri erg dunbevolkt. Dat betekent voor Sen Monorom dat het niet veel meer is dan een dorp, maar bekend om de olifanten en de schitterende waterval, dus wie er een vakantietripje wil wagen: wees welkom :)

Actief sinds 11 Aug. 2009
Verslag gelezen: 415
Totaal aantal bezoekers 119227

Voorgaande reizen:

07 Mei 2012 - 31 Juli 2012

Kiwi's en Ozzies

02 September 2009 - 01 December 2011

In het land van de Khmer

Landen bezocht: